In 1987 nam Harry ten Hof adjunct-directeur van de stichting Welstad in het kader van een scholingsproject voor langdurig werkzoekenden, het initiatief tot de bouw van een replica van een Groninger snik: het zgn Snikke-project. Hij organiseerde de daarvoor benodigde financiele middelen en voor het ontwerp en de begeleiding van bouw van het schip werden door hem ervaren scheepsbouwers aangetrokken. Bij het autobedrijf Schoon te Stadskanaal werd bedrijfsruimte gehuurd en gingen gemiddeld 12 werkzoekenden onder de dagelijkse leiding van Herman Oldenburger aan de slag. In september 1990 werd het schip onder grote publieke belangstelling te water gelaten en kreeg het de naam “Dieverdoatsie”.
In de Winschoter Courant / Noord Ooster publiceerde journalist Mat Ringers op zaterdag 13 januari 1990 het volgende artikel onder de kop “In september Knoalster Klokje in de kuip van de snikke”.
Als je nou een zoveelste variant moet bedenken om slecht geschoolde niet al te jonge werkzoekenden aan een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt te helpen, waarom dan geen project bedacht binnen de mogelijkheden die de scheepsbouw biedt. Het was 1987 en de scheepsbouw was min of meer over zijn historische dieptepunt heen. En als er in Stadskanaal een schip gebouwd moet worden ligt de keuze gezien de historische verbintenis voor een snikke voor de hand. Aldus doende sneed het mes immers aan twee kanten: straks wellicht een baan voor een aantal inmiddels goed opgeleide metaal- en houtbewerkers en als het project is afgeleverd een soort statenjacht voor Oost-Groningen met schier onbegrensde toepassingsmogelijkheden.
Zo ongeveer dacht Harry ten Hof (37), waarschip-kapitein en medewerker van de stichting Welstad, er over en met die gedacht kan hij beschouwd worden als de kraamvader van het Snikke-project. De stichting Welstad, na de fusie voortbordurend op het gedachtengoed van de in Welstad opgenomen stichting Volwassenenwerk, klopte aan bij het Gewestelijk Arbeidsbureau oost-Groningen. Twaalf man aan de gang en een bijdrage van 438.000,- gulden uit de pot Bijzondere Regionale Projecten voor een scholingsproject dat zou lonen van december 1987 tot en met september 1990. Aan het eind van het project zou hij er dan liggen in al zijn klassieke pracht: de authentieke snikke. Voorwaarde was wel dat overheid en bedrijfsleven dan nog even voor een bedrag van 190.000,- gulden moesten zorgen.
Gezien de fase waarin de bouw nu verkeert is er eigenlijk van alles rond gekomen aan ten Hof’s kind en anderzijds ok een heleboel niet. In natura en geld is er 150.000,- gulden vast. Het Koningin Julianafonds en het ministerie van WVC waren samen goed voor 90.000,- gulden. Een aantal bedrijven en de gemeente Stadskanaal brachten in geld en materiaal 55.000,- gulden op. Op het ogenblik loopt er een actie bij bedrijven voor meer fondsen. Met het soort boekje dat men wel gebruikt bij het bepalen van een cadeau bij een huwelijksvoltrekking worden bedrijven uitgenodigd dat bonnetje uit het boekje te verwijderen waarop het artikel staat dat men aan het project wenst bij te dragen. “Wij willen wel een schroef leveren, zegt een bedrijf. Scheurt u maar”. Met als tegenprestatie een vermelding in het toekomstig foldermateriaal en wellicht op een koperen plaquette en kan men kiezen uit het boekje van zink-anoden en fenders tot aandelen in de binnenverlichting en accu’s.
De provincie Groningen tastte in de buidel en schokte 5.000,- gulden. Vijfduizend gulden? ”Ja ,daar was ik, laat ik zeggen, ook wel een beetje verbaasd over”, zegt ten Hof in een understatement en hij somt de kansen voor de snikke op in het kader van de toenemende belangstelling voor de vaarrecreatie in het gebied.
Daarmee kan tevens worden vastgesteld wat er nog meer niet is: een definitieve bestemming. Als in september de snikke te water wordt gelaten, moet nog even worden vastgesteld wat er mee moet gebeuren en hoe de exploitatie in elkaar dient te zitten. Na de tewaterlating is de stichting Welstad gereed met het project maar is ze thans wel bezig met het maken van een advies met betrekking tot de exploitatie. Het zoeken is ook naar een paar, bijvoorbeeld gepensioneerde schippers die straks in een pool met de snikke willen gaan varen en wellicht kunnen er in het kader van het Jeugdwerkgarantieplan een paar jongelieden worden meegenomen voor assistentie aan boord, lichte onderhoudswerkzaamheden en het bijhouden van de kommaliewant (een tafel met eetgerei) op een niveau dat je de gasten aan boord kunt aanbieden.
Als gezegd, als de snikke in het Stadskanaal ligt, is de taak van de stichting Welstad en Harry ten Hof gedaan en komt het, meer dan tot nu toe, aan op het bestuur van de in leven geroepen stichting Snikkevaart onder voorzitterschap van Stadskanaal’s burgemeester Frits Brink.
In afwachting van een wellicht onzekere toekomst gaat de bouw gewoon door. Het stalen casco is zo goed als klaar en van de zes metaalbewerkers hebben er inmiddels vier een baas gevonden. De anderen zijn er nog even om met name met de slijpschijf de laatste hand te leggen aan het fraaie lijnenspel dat de originele Groningse snikke zo kenmerkt. “Is het geen plaatje?” vraagt Chris Beuker. Hij is met zijn City Channel Shipyard de uitvoerder van het werk aan de snikke verslingerd na een eerste gesprek met zijn jeugdvriend Harry ten Hof. Beuker heeft zijn sporen verdiend in de scheepsbouw. Bouwde onder meer een viskotter voor Heiploeg en woont op een door hemzelf gebouwde kotter. ”Moet je eens kijken hoe die lijn loopt. Die laat het water makkelijk los. Ik ben ervan overtuigd als je dit schip onder zeil brengt, dan vaart hij alle skûtsjes er uit ”.
Er ligt voor de liefhebbers inderdaad een plaatje van een schip te wachten op de betimmering. Daarvoor is verantwoordelijk Herman Oldenburger, wereldreiziger, avonturier maar het scheepsbouwhart op de juiste plaats. Oldenburger is de voorman voor de duur van het project. Beuker:”Herman is in de eerste plaats scheepstimmerman. Voor dit werk heb je een duizendpoot nodig. Wat zeg ik? Met minimaal duizend poten”.
Oldenburger heeft de lijnen van de snikke naar de tekening van de in Termunterzijl en ook al op een schip wonende Jan Koster op de vloer van de werkplaats uitgezet. Hij is druk in de weer met de houtbewerkers en vindt het, aldus ten Hof, leuk om dingen te knutselen en uit te dokteren. Een prachtig voorbeeld van dit knutselen zijn de ramen waarvan de trekschuit er met het oog op het uitzicht van de passagiers nogal wat nodig heeft. Tien raamstellen van elk zes ruitjes moeten er komen. “Er is er niet een gelijk. Dat krijg je door al die gebogen lijnen in een schip. Je moet ze stuk voor stuk uitzetten en maken”. Oldenburgers vondst is dat de ramen allemaal demontabel zijn. “Makkelijk wanneer ze een verfje nodig hebben of wanneer er glas vervangen moet worden”.
Het roer staat te wachten op de roerpen maar vooral op het water waarin het straks richting mag geven aan de snikke. “Er wordt hier niks koud gelijmd, meneer. Alles pen en gat. En zie je die lijnen? Dat roer is helemaal gekegd en getaperd, zoals dat behoort”. Hier is duidelijk de echte vakidioot van de charmante soort aan het woord. Voor de niet-ingewijden: het betekent zoveel dat de houten onderdelen van het roer zodanig in en aan elkaar zijn aangebracht dat een grote waterdruk met succes kan worden weerstaan. En dat alle vloerdelen in messing lijsten zijn opgesloten, ach, dat moet voor elke liefhebben toch voor de hand liggen. Zo deed men dat nou eenmaal in vroeger tijden als er met liefde en vakmanschap een ambachtelijk schip werd gebouwd.
De bouw ligt op schema. Dat betekent dat in september de tewaterlating kan plaatsvinden. Geen sinecure wanneer men in aanmerking neemt dat een schip van 16 meter lengte en 3.8 meter breedte van 18 ton een deur moet passeren van aanmerkelijk geringer afmetingen. De bouw van een deur van 4 x 4 meter is in het bouwplan opgenomen maar daarmede zijn nog niet alle problemen overwonnen. Gezocht wordt naar een kraanbedrijf dat de klus aandurft en de snikke in het zijkanaaltje van het Stadskanaal kan vleien. De ooit vast gelaste zogenaamde Gele Klap ligt daarna nog wel een beetje in de weg maar daarover is ook nagedacht. Of de brug moet er tijdelijk uit om de snikke toegang tot het Stadskanaal te verschaffen of die van uitdagingen houdende transporteur moet heil zien in het verladen van het schip in een dieplader om het, met overslaan van het zijkanaal, direct in zijn element aan de andere kant van de weg te deponeren.
Dan ligt er, gesteld dat iemand de handschoen opneemt, een Snikke in het Stadskanaal mooi te wezen maar daar heb je de 600.000,- gulden die het vaartuig heeft gekost nog niet mee terugverdiend. Mogelijkheden zat, vindt Harry ten Hof en hij vindt gehoor bij voorzitter Frits Brink en Frans Harryvan, de man van bureau bedrijfsleven van de gemeente Stadskanaal. Bedrijfspresentaties, het inzetten bij manifestaties, rondvaarten naar het voorbeeld van bijvoorbeeld Dokkum. Daarvoor hebben Herman Oldenburger en de zijnen zich met ambachtelijke liefde gewijd aan het vervaardigen van 24 zitplaatsen, een bar en een toilet waarbij tevens een plaatsje kan worden gevonden in de kuip zowel in het voor- als het achterschip. Naar bekend mag worden verondersteld laat het Knoalster Klokje zich zowel in de roef als in volle wind op het water het beste smaken.
Een goede zomer wil bij die exploitatie-ideeën natuurlijk wel helpen, maar als de zon verstek laat gaan of wanneer het weer winter wordt, is er het gemak van demontabele zitplaatsen en tafels. Een prima expositieruimte bijvoorbeeld, vindt Harry ten Hof.
Burgemeester Brink gokt op een toename van pak ‘m beet twintig procent per jaar van de vaarrecreatie in het gebied. Erg concreet zijn de plannen nog niet maar het vertrouwen is vrijwel onbegrensd. Brink heeft zijn onlangs gekritiseerde internationale contacten in ieder geval in de Bondsrepubliek aangewend tot promotie van de snikke.In Meppen heeft hij een gewillig oor gevonden. ”Die willen ook wel wat doen”. In Aurich is men, door Brink aangestoken aan het bezien of er niet een soortgelijk project in Duitsland kan worden opgezet. Geen concurrentie, nee. Een groot gebied en ver weg van de Kanaalstreek.
Frans Harryvan meldt dat de volgende week er definitief positieve berichtgeving valt te verwachten van bedrijven als de NAM en de Gasunie. Die zijn schriftelijk benaderd en ergens moet 40.000,- gulden toch vandaan komen. Hij denkt voor de exploitatie aan weer een werkgelegenheidsproject. “Weer iets van scholing voor langdurig werkzoekenden onder leiding van een oude schipper. Misschien moet je wel denken aan een schenking aan een museum zodat het schip daar tot zijn historische betekenis komt”.
Het valt dus nog maar te bezien of de snikke die door Beuker en Oldenburger en de zijnen met zoveel liefde wordt opgebouwd straks de aanblik van het Stadskanaal zal verfraaien. Wanneer dichter Geert Teis serieus genomen dient te worden, moet er wel wat gebeuren aan de bediening van de bruggen en de sluizen. Ongelukken liggen anders in het verschiet.Uit zijn befaamde lied “Knoalster Lorelei” waarin hij a la Goethe uitdrukt niet te weten waarom hij zo miesderig is, brengt een fraai ogend en dito zingend schipperswicht de snikke-schipper danig in de problemen.
‘’De snikjong achter ’t rouer
Dei röpt: Gaoie noavond soam
Hai zogt gain liene en gain badde
Hai knikt maor noa t wicht op de praom
Ze zeggen: hai’s mit zien hazzens
liek tegen de badde aan gaon
En dat haar mit heur zingen
Dat schipperswichie daon”